Met deze blog begint een persoonlijke reeks over mijn weg naar moederschap, een reis die me bracht langs verlies, overleven en uiteindelijk: zachtheid. In vier delen neem ik je mee in wat er gebeurt als het leven je dwingt om stil te vallen. Rauw, eerlijk en zacht.
Als kind zei ik het al: “Later, als ik moeder word… dat gaat vast lastig worden.”
Geen idee waarom ik dat dacht. Misschien was het intuïtie, misschien een vorm van zelfbescherming. Maar ergens wist ik het gewoon.
Rond mijn 24e begonnen mijn partner en ik met een verlangen dat veel mensen als vanzelfsprekend ervaren: een kindje. Waar het bij sommigen snel mag lukken — een test, een glimlach, een echo — begon voor mij een jarenlange reis.
En ik gun het die ander oprecht, dat het zo mag gaan.
Maar mijn pad was anders: grillig, stil, vol hoop, teleurstelling en heel veel wachten.
Al jaren had ik hele heftige menstruatiepijn. Op een gegeven moment was het zó erg, dat ik drie weken per maand kromlag van de pijn en nog maar één week een soort van normaal kon leven. Dus naar de huisarts. Een cyste, zei ze. Ik werd doorgestuurd naar de gynaecoloog. Daar volgden onderzoeken en het vermoeden: een chocolade-cyste. (Geloof me, hoe onschuldig het ook klinkt — je wilt het niet opzoeken.)
Ik zou geopereerd worden. Daarna kon de kinderwens weer verder vorm krijgen, zeiden ze.
Ik ging er optimistisch in. Klaar voor de volgende stap. Maar ik werd wakker op de uitslaapkamer, en daar – tussen de andere patiënten in – vertelde de arts me dat de operatie niet gelukt was. Tijdens de ingreep ontdekten ze dat ik een ernstige vorm van endometriose had. Mijn hele buik zat vol verklevingen, zelfs richting de darmen.
En dus begon het wachten.
Wachten op een doorverwijzing.
Wachten op een plek in het VU.
Wachten op een nieuwe operatie.
Wachten op nieuws.
In de tussentijd was ik volledig overgegaan op standje overleven. Ik voelde nauwelijks nog wat.
Alles was gericht op: doorgaan, het volhouden, sterk blijven.
De tweede operatie volgde. Daarna kreeg ik overgangshormonen om mijn buik de tijd te geven te herstellen. Mijn lontje werd korter dan kort. Mijn lijf voelde niet meer als mijn lijf. En mijn droom om moeder te worden? Die leek steeds verder weg.
Toch raadde het team in het VU ons aan om IVF te proberen. Omdat één van mijn eileiders inmiddels was verwijderd, werd het nu of nooit, zo voelde het.
En dus begonnen we.
Eindeloos reizen naar Amsterdam.
Echo’s, metingen, wachten op een telefoontje: “ja, we gaan voor terugplaatsing.”
En dan weer wachten.
Op een plusje. Op een teken van leven.
Maar er kwam niks. Geen zwangerschap. Geen hoop.
Alleen een leeg gevoel en het besef dat ik steeds verder van mezelf verwijderd raakte.
Wat ik in die periode deed, was alles wegduwen.
Ik praatte er amper over. En áls ik er al over sprak, zei ik dat het ging. Dat ik positief bleef. Dat ik vertrouwen had.
Maar eigenlijk nam ik mijn eigen verdriet totaal niet serieus.
Tot ik niet meer kon.
Ik besloot te stoppen. Ik was moe. Zo moe.
En het ziekenhuis — die plek vol hoop en afwijzing — kon ik gewoon niet meer verdragen.
Er gingen jaren voorbij voor ik weer ruimte voelde om verder te kijken.
En dat is waar ik in mijn volgende blog over wil schrijven. Over hoe ik tóch opnieuw begon. En hoe niets ging zoals gepland — maar alles precies liep zoals het moest.
Misschien herken je iets van jezelf in dit verhaal. Misschien ook niet. Maar als er iets is wat ik leerde, is het dit: blijf trouw aan wat je voelt. Zelfs als je het nog niet onder woorden kunt brengen. Juist dan verdient het je aandacht.