Lang heb ik gedacht: “nu mag ik niet klagen.”
Ik heb haar. Het wonder. Wat kan ik nog meer willen?
Maar niemand bereidt je voor op het moederschap na zo’n traject. Op het constante aanstaan. Het slaapgebrek. De verantwoordelijkheid. Het ritme dat niet meer van jou is. Alles in dienst van haar met liefde, ja. Maar ook met uitputting.
Ik wilde alles perfect doen. Het goede voorbeeld geven. Alles tot in de puntjes uitzoeken en regelen. Zodat ik maar niet hoefde te voelen, te huilen, stil te staan bij wat er werkelijk in mij speelde. Ik hield mezelf groot. Sterk. Functioneel. En de lat lag hoog. Veel te hoog.
Tot het niet meer ging.
Er hoefde maar iets te gebeuren of ik was volledig van slag. En toch: ik ging door. Ademde diep in. Liet niks merken. Tot ik op was.
Mijn lichaam trok uiteindelijk zelf de grens. Alleen gebeurde dat pas toen er al volledige paniek was. Ik kon het niet meer uitleggen. Alles in mij zat vast. En mensen om me heen begrepen het niet, omdat ik het nooit eerder écht had laten zien.
Ik kreeg de stempel burn-out. Depressie. Maar die woorden zeggen me weinig.
Wat er echt gebeurde: mijn lijf trok de grens. Het stopte.
En ik had geen keuze meer. Alles wat ik zo lang had weggestopt, stond ineens voor me.
Ik kon niets anders dan voelen. Echt voelen.
Ik was zo bezig geweest met overleven, met positief blijven, met ‘doorgaan’, dat ik nergens stil was blijven staan bij mijn eigen behoefte. De uitputting na IVF en het moederschap kwam pas later, toen ik eigenlijk al over mijn grens was gegaan. Ontspanning? Onmogelijk. Verdriet? Te zwaar. Rust? Niet verdiend.
Als ik terugdenk aan die tijd, zie ik een vrouw die bleef doorgaan. Die alles wilde dragen. Maar ook: die zo verlangde naar zachtheid, zonder te weten hoe.
Heel soms hoorde ik een stemmetje in mij fluisteren: adem in, adem uit… het mag ook anders. Maar ik wist nog niet hoe.
En misschien herken jij dat ook. Dat moment waarop alles in je zegt: nu mag het anders.